06 schuld
Psalm 51:3-5 Wees mij genadig, o God, overeenkomstig Uw goedertierenheid, delg mijn overtreding uit overeenkomstig Uw grote barmhartigheid. Was mij schoon van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. Want ík ken mijn overtredingen, mijn zonde staat mij voortdurend voor ogen.
Bij het overdenken van wat 'een zonde' is, is het goed om de verschillende aspecten te overwegen met betrekking tot de zondaar. Wanneer de zondaar een bewuste zonde begaan heeft, ontstaan er drie dingen:
Stelt u zich eens een rechtszitting hier op aarde voor. Er wordt een misdadiger voorgeleid, die van diefstal wordt beschuldigd. Er zijn getuigen die de misdaad bevestigen. Door een toevallige omstandigheid heeft de politie een kleurenfilm met geluid van de daad, en de misdadiger erkent. Is hij schuldig? Ja! Kunt u met uw ogen de schuld zien? Neen. Hoe kunt u dan zeggen, dat er sprake is van schuld? Wel, ten eerste is er een wet. Ten tweede is er een herinnering, een schriftelijke verklaring en getuigen. En ten derde zijn er de gevolgen van de misdaad, zowel bij de misdadiger als bij de betrokkenen. (Noot van de vertaler: Schuld houdt verband met de verantwoordelijkheid voor een daad. Zonder, verantwoordelijkheid is er geen schuld. En omdat verantwoordelijkheid kan worden overgedragen, kan schuld worden overgedragen. De schuld van de zonde is het enige aspect van de zonde, waarbij sprake kan zijn van overdracht.) Schuld is een geestelijk iets. Ook de wet is geestelijk. Hoewel wij ze niet kunnen zien, bestaan ze toch en kunnen wij de gevolgen ervan waarnemen. Schuld kan worden gevoeld. Iemand voelt zich innerlijk schuldig, dus in zijn geest. Het universum bestaat uit materiele- en geestelijke dingen. Beide, zowel de materiële als de geestelijke dingen werden bij de schepping gemaakt en zij worden door de kracht van een persoonlijk Wezen, God, in stand gehouden. (MH414.9) God heeft voorzieningen getroffen, dat de schuld kan worden overgedragen. Wanneer wij werkelijk berouw tonen over een zonde, wordt de schuld van die zonde niet vernietigd, maar wordt door Christus van ons afgenomen (GC420.2; PP356.2) Ellen White stelt het als volgt voor: de schuld van de zonde wordt in werkelijkheid, d.w.z. in feite overgedragen van de zondaar naar het hemels heiligdom. (GC420.1) Dit getuigenis kan geen betrekking hebben op de 'aantekening' der zonde, want achter de aantekening van de zonde wordt dan 'vergeven' geschreven. (GC483.5) De aantekening blijft bestaan , totdat zij uiteindelijk, na het onderzoekend oordeel wordt 'uitgedelgd of uitgewist. (GC422.1, 483.5)
Het is deze schuld van de berouwvolle zondaar, die het hemels heiligdom verontreinigt. (PP355-6 ; GC420-1) De schuld van de goddelozen staat opgetekend tegenover hun zondig levensverslag in de hemel, maar verontreinigt de hemelse plaatsen niet, daar zij niet werd overgedragen door het bloed van het Lam. Wanneer het onderzoekend oordeel voor allen is afgesloten, neemt Jezus op grond van de verdienste van Zijn offer, als hogepriester de schuld van de rechtvaardigen op Zich (GC422.5; PP356-8) en plaatst Hij in tegenwoordigheid van al Zijn heiligen de schuld op satan, omdat deze verantwoordelijk is voor het ontstaan van de zonde en omdat hij de verzoeker tot zonde is (EW280-1) Voor elke zonde moet rekenschap worden afgelegd. (DA761.8 ; 5BC1087) Het wordt duidelijk waarom Jezus de 'Zondendrager' wordt genoemd. (DA111.7, 685.7, 756) Hij droeg onze schuld in Gethsémané en aan het kruis. Als Middelaar neemt Hij onze schuld op zich bij onze belijdenis en legt ze tenslotte op satan, die dan de gevolgen moet dragen van alle zonden, die hij de rechtvaardigen heeft doen begaan. (GC485.9) Christus betaalde de straf voor ons deel in de zonde, waardoor Hij het recht verkreeg om onze schuld van de zonde te dragen. (RH09-29-96) De 'reiniging van het heiligdom' omvat:
Toch zijn er denkers, alhoewel overtuigd, dat ware schuld bestaat, deze zozeer trachten te verkleinen of verduisteren, dat ze niet meer terug te vinden is. Toen President Kennedy vermoord werd hebben velen getracht de blaam ervoor op de gemeenschap te werpen. Er is heel wat te doen geweest in medische en juristische kringen om overeenstemming te bereiken tussen de opvattingen van juristen, psychiaters en sociologen met betrekking tot de criminele rechtspraak. In feite gaat het om het volgende: De sociologen en de psychiaters willen ons doen geloven dat de mens een product is van erfelijkheid en omgeving zonder vrije keuze; en dat als hij geconfronteerd wordt met een aantal omstandigheden en prikkels, hij op een bepaalde, van te voren vaststaande wijze moet reageren. (W.M.Mc Gaughey, Calif. Med. 99;318,1963) Door op die manier te redeneren wordt de blaam voor onze daden, goed of slecht, op een uiterst moeilijk grijpbaar geheel gelegd als ' de gemeenschap' . De gemeenschap moet dus de schuld aanvaarden en zichzelf geselen, en de misdadiger vrijuit laten gaan. Door veelvuldig kiezen plaatst de persoon zich daar waar hij zich bevindt. Zoals een persoon die onderweg is, bij elk kruispunt moet kiezen, zo moeten ook wij in geestelijke dingen, voortdurend kiezen. Iemand kan verkiezen in een goddeloos gezelschap te leven; hij kan zijn geest vullen met vulgaire afval van slechte schrijvers, of leven op een TV-dieet van hartstocht en bruutheid, totdat misdaad een natuurlijk gevolg is; maar de schuld draagt hijzelf en blijft de zijne, totdat en tenzij hij zich door het beginsel van bovennatuurlijke wedergeboorte, uit vrije wil, zich afkeert van zo'n manier van leven.
Het is van belang hier op te merken, dat het eerste gesprek, dat de mens na de zondeval met zijn schepper had, betrekking had op schuld. Adam trachtte de blaam van zijn zonde op Eva te werpen, en indirect op God, die Eva geschapen had. Daarop trachtte Eva de schuld op de gehypnotiseerde slang te werpen en op die wijze eveneens de schuld af te wentelen op God, die de slang geschapen had. Mijn schuld kan niet weggenomen worden door behendige redeneringen van de psychiatrie, noch door de wet op te offeren, of door de schuld dunnetjes over de gehele mensheid uit te smeren, zodat zij niet meer waargenomen wordt. Noch kennis, noch onkunde van de wet (PP57-8 Rom.3.20; l Cor.13.2) kan de schuld wegnemen. (DA744.9) Ook kunnen wij God niet de schuld toeschuiven, met de list van Adam. God heeft slechts één weg voor ons om onze schuld kwijt te raken. Deze omvat berouw, belijdenis en geloof Hand.20.20-21. Het is erg moeilijk voor ons om te aanvaarden dat wij schuldig zijn; dat metterdaad te erkennen, en dan te zeggen: 'ik heb er spijt van'. Het is echter een geweldige ervaring wanneer dit inderdaad gedaan wordt; dan zijn wij op een legale, wettige, wijze bevrijd van de schuld. Jezus heeft voorzieningen getroffen om al onze schuld van ons weg te nemen. Laten wij Zijn weg aanvaarden; de enige weg, die werkelijk vrede brengt.
- een gevoel en besef van zonde
- een schuld door die zonde
- een aantekening van die zonde (GC420.1 ; DA752-3 ; MB85.4)
Stelt u zich eens een rechtszitting hier op aarde voor. Er wordt een misdadiger voorgeleid, die van diefstal wordt beschuldigd. Er zijn getuigen die de misdaad bevestigen. Door een toevallige omstandigheid heeft de politie een kleurenfilm met geluid van de daad, en de misdadiger erkent. Is hij schuldig? Ja! Kunt u met uw ogen de schuld zien? Neen. Hoe kunt u dan zeggen, dat er sprake is van schuld? Wel, ten eerste is er een wet. Ten tweede is er een herinnering, een schriftelijke verklaring en getuigen. En ten derde zijn er de gevolgen van de misdaad, zowel bij de misdadiger als bij de betrokkenen. (Noot van de vertaler: Schuld houdt verband met de verantwoordelijkheid voor een daad. Zonder, verantwoordelijkheid is er geen schuld. En omdat verantwoordelijkheid kan worden overgedragen, kan schuld worden overgedragen. De schuld van de zonde is het enige aspect van de zonde, waarbij sprake kan zijn van overdracht.) Schuld is een geestelijk iets. Ook de wet is geestelijk. Hoewel wij ze niet kunnen zien, bestaan ze toch en kunnen wij de gevolgen ervan waarnemen. Schuld kan worden gevoeld. Iemand voelt zich innerlijk schuldig, dus in zijn geest. Het universum bestaat uit materiele- en geestelijke dingen. Beide, zowel de materiële als de geestelijke dingen werden bij de schepping gemaakt en zij worden door de kracht van een persoonlijk Wezen, God, in stand gehouden. (MH414.9) God heeft voorzieningen getroffen, dat de schuld kan worden overgedragen. Wanneer wij werkelijk berouw tonen over een zonde, wordt de schuld van die zonde niet vernietigd, maar wordt door Christus van ons afgenomen (GC420.2; PP356.2) Ellen White stelt het als volgt voor: de schuld van de zonde wordt in werkelijkheid, d.w.z. in feite overgedragen van de zondaar naar het hemels heiligdom. (GC420.1) Dit getuigenis kan geen betrekking hebben op de 'aantekening' der zonde, want achter de aantekening van de zonde wordt dan 'vergeven' geschreven. (GC483.5) De aantekening blijft bestaan , totdat zij uiteindelijk, na het onderzoekend oordeel wordt 'uitgedelgd of uitgewist. (GC422.1, 483.5)
Het is deze schuld van de berouwvolle zondaar, die het hemels heiligdom verontreinigt. (PP355-6 ; GC420-1) De schuld van de goddelozen staat opgetekend tegenover hun zondig levensverslag in de hemel, maar verontreinigt de hemelse plaatsen niet, daar zij niet werd overgedragen door het bloed van het Lam. Wanneer het onderzoekend oordeel voor allen is afgesloten, neemt Jezus op grond van de verdienste van Zijn offer, als hogepriester de schuld van de rechtvaardigen op Zich (GC422.5; PP356-8) en plaatst Hij in tegenwoordigheid van al Zijn heiligen de schuld op satan, omdat deze verantwoordelijk is voor het ontstaan van de zonde en omdat hij de verzoeker tot zonde is (EW280-1) Voor elke zonde moet rekenschap worden afgelegd. (DA761.8 ; 5BC1087) Het wordt duidelijk waarom Jezus de 'Zondendrager' wordt genoemd. (DA111.7, 685.7, 756) Hij droeg onze schuld in Gethsémané en aan het kruis. Als Middelaar neemt Hij onze schuld op zich bij onze belijdenis en legt ze tenslotte op satan, die dan de gevolgen moet dragen van alle zonden, die hij de rechtvaardigen heeft doen begaan. (GC485.9) Christus betaalde de straf voor ons deel in de zonde, waardoor Hij het recht verkreeg om onze schuld van de zonde te dragen. (RH09-29-96) De 'reiniging van het heiligdom' omvat:
- het onderzoek van de boeken met de levensverslagen,
- het uitdelgen van de aantekening der zonde, en
- het plaatsen van de schuld van de zonde op satan. (GC421.2 EW178)
Toch zijn er denkers, alhoewel overtuigd, dat ware schuld bestaat, deze zozeer trachten te verkleinen of verduisteren, dat ze niet meer terug te vinden is. Toen President Kennedy vermoord werd hebben velen getracht de blaam ervoor op de gemeenschap te werpen. Er is heel wat te doen geweest in medische en juristische kringen om overeenstemming te bereiken tussen de opvattingen van juristen, psychiaters en sociologen met betrekking tot de criminele rechtspraak. In feite gaat het om het volgende: De sociologen en de psychiaters willen ons doen geloven dat de mens een product is van erfelijkheid en omgeving zonder vrije keuze; en dat als hij geconfronteerd wordt met een aantal omstandigheden en prikkels, hij op een bepaalde, van te voren vaststaande wijze moet reageren. (W.M.Mc Gaughey, Calif. Med. 99;318,1963) Door op die manier te redeneren wordt de blaam voor onze daden, goed of slecht, op een uiterst moeilijk grijpbaar geheel gelegd als ' de gemeenschap' . De gemeenschap moet dus de schuld aanvaarden en zichzelf geselen, en de misdadiger vrijuit laten gaan. Door veelvuldig kiezen plaatst de persoon zich daar waar hij zich bevindt. Zoals een persoon die onderweg is, bij elk kruispunt moet kiezen, zo moeten ook wij in geestelijke dingen, voortdurend kiezen. Iemand kan verkiezen in een goddeloos gezelschap te leven; hij kan zijn geest vullen met vulgaire afval van slechte schrijvers, of leven op een TV-dieet van hartstocht en bruutheid, totdat misdaad een natuurlijk gevolg is; maar de schuld draagt hijzelf en blijft de zijne, totdat en tenzij hij zich door het beginsel van bovennatuurlijke wedergeboorte, uit vrije wil, zich afkeert van zo'n manier van leven.
Het is van belang hier op te merken, dat het eerste gesprek, dat de mens na de zondeval met zijn schepper had, betrekking had op schuld. Adam trachtte de blaam van zijn zonde op Eva te werpen, en indirect op God, die Eva geschapen had. Daarop trachtte Eva de schuld op de gehypnotiseerde slang te werpen en op die wijze eveneens de schuld af te wentelen op God, die de slang geschapen had. Mijn schuld kan niet weggenomen worden door behendige redeneringen van de psychiatrie, noch door de wet op te offeren, of door de schuld dunnetjes over de gehele mensheid uit te smeren, zodat zij niet meer waargenomen wordt. Noch kennis, noch onkunde van de wet (PP57-8 Rom.3.20; l Cor.13.2) kan de schuld wegnemen. (DA744.9) Ook kunnen wij God niet de schuld toeschuiven, met de list van Adam. God heeft slechts één weg voor ons om onze schuld kwijt te raken. Deze omvat berouw, belijdenis en geloof Hand.20.20-21. Het is erg moeilijk voor ons om te aanvaarden dat wij schuldig zijn; dat metterdaad te erkennen, en dan te zeggen: 'ik heb er spijt van'. Het is echter een geweldige ervaring wanneer dit inderdaad gedaan wordt; dan zijn wij op een legale, wettige, wijze bevrijd van de schuld. Jezus heeft voorzieningen getroffen om al onze schuld van ons weg te nemen. Laten wij Zijn weg aanvaarden; de enige weg, die werkelijk vrede brengt.
Reacties
Een reactie posten